Home > Caroline Ansink Bulletin

Nummer 2 Jaargang 5 (2006)

 Caroline Ansink Bulletin

nummer 2    jaargang 5 (2006)

Redactie: Simone Ansink, Agna Rudolph, Mariska Paalman en Ben Ansink




Agenda

NI DIEU NI DIABLE (1995) van Caroline Ansink

Marion van den Akker (mezzosopraan), Rian de Waal (piano), Paul Lemaire (slagwerk)

11 maart 2006  17.15 uur    Stal van de stichting Muziek in ‘t Veen Valthermond (Drente) voorafgegaan door een openbare repetitie van 13.00 tot 15.00 en een lezing over nieuwe Nederlandse muziek door Emile Wennekes van 16.00 tot 16.45

Routebeschrijving, toelichting, tekst en het programma van het hele weekend vindt u onderaan deze agenda.

 

Componistenportret over Caroline Ansink

met een interview en fragmenten uit onder andere GROOTS EN MEESLEPEND WIL IK LEVEN, TO A THOUSAND MURDERED GIRLS en WASSER ON LSJUN

15 april 2006     van 22.05-22.50 uur “Atelier neuer Musik”   Deutschlandfunk



Routebeschrijving Valthermond

Zuiderdiep 279


A 28 richting Zwolle gaat over in A37 naar Emmen

Bij Kruispunt “Holsloot” N34 richting Emmen-Groningen

Afslag Klijndijk-Valthe

Drie keer Valthe volgen; vanaf rotonde Valthermond volgen

Valthermond binnenrijden over het Zuiderdiep.

Na ongeveer 6 kilometer ligt voorbij de 2de afslag Exloërmond rechts de boerderij.

Voor wie in Drente wenst te overnachten is er een schattig hotelletje aan het einde van de straat voor circa 35 Euro per nacht.



Toelichting


Na haar glansrol als Zia Principessa in Groots en meeslepend wil ik leven heeft Marion van den Akker andermaal Ni Dieu ni Diable ter hand genomen. Een begrijpelijke keuze, omdat Ni Dieu ni Diable, door Marion destijds prachtig sober geënsceneerd als éénpersoonsopera, beschouwd kan worden als voorloper van Groots en Meeslepend wil ik leven. Jeanne d’Arc is overigens een minstens even grootse en meeslepende jongere als Angelica, Marieken en de Jongeling uit de nieuwste opera van Caroline Ansink. Marion liet zich ontvallen, dat ze het stuk heel anders gaat zingen dan op haar uitvoering in het Concertgebouw, dus de reis naar Drente is beslist de moeite waard!


Ni Dieu Ni Diable, op tekstfragmenten uit de roman <Jehanne> van Violaine Bérot, werd geschreven in het kader van het Heidemij-stipendium 1995.


à la mémoire de mon ami-grand-frère Jürgen Pilz (8 Mars 1949 - 10 Mars 1995), qui a décidé ainsi.


Het verhaal van Jeanne d’Arc is algemeen bekend als een uitvloeisel van de Middeleeuwse denkwijze, waarin geen nuancering mogelijk was bij de indeling in Heiligen en Heksen. Van een groot aantal feiten uit het leven van Jeanne d’Arc is destijds acte gemaakt: de twee bezoeken aan Robert de Beaudricourt, die nodig waren om haar vrijgeleide te geven naar de kroonprins; haar onderhoud met de kroonprins, die zich vermomde en verstopte om te zien of zij, gezonden door God zoals ze beweerde, in staat zou zijn hem te herkennen - maar niet is bekend wat ze met hem besprak toen ze op haar verzoek alleen werden gelaten; verder de data van de veldslagen die ze won, zoals de spectaculaire bevrijding van Orléans; de namen van de aanvoerders van de koninklijke troepen die haar begeleidden, waaronder Gilles, Sire de Rais; de kroning van de koning te Reims; het onbegrijpelijke geaarzel van de koning, dat haar eerste nederlaag tot gevolg had; de acties die ze voerde met een door kameraden bij elkaar geveegd legertje, nadat de koning zijn troepen zonder Jeanne naar het Noorden had gestuurd; de datum van gevangenneming door de collaborateurs en de maanden van gesoebat over de plaats waar haar proces zou moeten plaatshebben, terwijl de koning haar als dank negeerde; het uiteindelijke transport naar Bouvreuil en de eindeloze ondervraging die niets opleverde - tot ze zich weer in mannenkleren hulde, hoewel ze een verklaring had getekend, dat ze dat niet meer zou doen. Ze werd uiteindelijk wegens niets anders dan travestie veroordeeld tot de zwaarste straf: de brandstapel, echter zonder gewurgd te worden voor de eerste vlammen haar raakten, zoals gebruikelijk was.

Toen de honderdjarige oorlog ten einde was, werd in 1456 een nieuw proces gevoerd, waarin onder meer haar dorpsgenoten en zelfs haar moeder getuigden, om het proces uit 1431 nietig te verklaren en haar te rehabiliteren. De heiligverklaring volgde pas in de twintigste eeuw.

Tot mijn verbijstering bleek mij op zoek naar literatuur in Parijs, dat extreem rechts zich Jeanne d’Arc toeëigent als degene die zo verdienstelijk is geweest de buitenlanders het land uit te gooien - een reden te meer om daar een andere visie tegenover te stellen.

Violaine Bérot, geboren in 1967, beschrijft in haar roman Jehanne niet de wapenfeiten, maar schildert een jonge vrouw van vlees en bloed, de bruist van zoveel energie en dadendrang, dat schapenhoeden haar niet genoeg is. Jeanne d’Arc wordt van slachtoffer getransformeerd tot een vrouw die bewuste keuzes maakt en haar conclusies trekt uit een innerlijke kracht, die ze, in Middeleeuwse beeldspraak, benoemt als ‘de stemmen van de aartsengel Michael en de Heiligen Catharina en Margarita’.


Ni Dieu Ni Diable is een monoloog in twintigste eeuwse interpretatie, die, door mogelijke persoonlijke motieven achter de historische feiten te belichten, Jeanne d’Arc als mens tot leven roept.


tekst: fragmenten uit de roman Jehanne van Violaine Bérot, samengesteld en vertaald door de componist, met dank aan Ben Ansink


I

Quand j’étais petite

[Domrémy, 1412 - 1428]

Quand j'étais petite, au village, j'aimais les fêtes.

Je dansais, je courais, je sautais.

Ils m'appelaient la pas normale.

Mon père me regardait de ses yeux sévères.

Je savais que le lendemain serait mauvais.


Comment ça m'a pris je ne le sais plus.

Sans doute pas comme je l'ai toujours dit:

un jour soudainement à une heure précise.

Ça a plutôt été un long travail d'usure,

comme un mal qui ronge.


J'ai su monter d'instinct.

j'ai compris alors que cette chose,

que je devais faire, serait liée à ça,

à cette capacité physique,

qui me permettait de courir aussi vite qu'un garçon,

où de parfaitement monter à cheval

dès la première fois.


[Toen ik klein was

Domrémy, 1412 - 1428

Toen ik klein was, in het dorp, hield ik van feesten. Ik danste, ik rende, ik sprong. Ze noemden me “de niet-normale”. Mijn vader bekeek me met zijn strenge ogen. Ik wist, dat de volgende dag niet best zou zijn.

Hoe het me te pakken kreeg weet ik niet meer. In ieder geval niet, zoals ik het ze altijd heb opgedist: “plotseling, op een dag op een bepaalde tijd”. Het was veeleer een langdurig woekeren, als een knagende pijn.

Ik was een natuurtalent in paardrijden. Daaruit heb ik opgemaakt, dat wat me te doen stond daarmee verbonden zou zijn, met dat lichamelijke gemak waarmee ik zo hard kon rennen als een jongen en perfect kon paardrijden vanaf de eerste keer.]



II

L’Oncle Lascard

[Burey le petit, 1428 - 1429]

O, j'aime ce qui est au delà du possible.

L'Oncle Lascard a raconté mon histoire à des amis.

Toute la journée on vient me voir, me saluer,

me dire la confiance qu'on met en ma mission.

Je me surveille.

Je fais surtout attention à ne pas trop en faire.

Je ne voudrais pas, qu'ils me croient capable de tous les miracles.


Nous sommes partis.

Il fait très froid.

Je me sens comme au début de ma vie.

O, j'aime ce qui est au delà du possible.


[Oom Lascard

Burey le petit, 1428 -1429

Ik ben dol op wat boven het mogelijke ligt. Oom Lascard heeft mijn verhaal aan zijn vrienden verteld. De hele dag komen ze me bekijken, me begroeten, me vertellen wat een vertrouwen ze in mijn missie hebben. Ik pas goed op mezelf. Ik let vooral goed op er niet te veel aan te doen. Ik zou niet willen, dat ze me tot alle wonderen in staat achten.


We zijn vertrokken. Het is heel koud. Ik voel me alsof het leven begint.

Ik ben dol op wat boven het mogelijke ligt.]


III

Le départ de Veaucouleurs

[Mardi 22 Février 1429]

“Si tu vas dans l'armée habillée en femme,

tu seras comme les putains!”

Ce matin pour la première fois

je me suis habillée en homme.

C'est Jean qui m'a fourni les habits.

Je me sens bien ainsi.

J'ai envie de courir, de bouger.

C'est étrange comme un habit

vous donne les envies qui vont avec.

Jean s'est approché de moi,

des ciseaux à la main.

“Et maintenant les cheveux!”

Je n'avais pas pensé aux cheveux.

Et voilà que j'hésite,

pour une bêtise, une coquetterie.

J'ai de longs cheveux noirs.

Noirs et immenses.

Comme mes yeux.

Je trouve qu'ils vont bien ensemble.

C'est très étrange ce qu'a fait Jean.

Je n'ai jamais vu une coupe comme ça, sur personne.

Ni sur un garçon, ni sur une fille.

Jean, mon bon Jean, qui m'a fait traverser la guerre

avec une tête d'ange.

Je suis comme dans un rêve.

Petit bout de femme sur un grand cheval,

qui traverse cette ville qu'il me tardait tant de quitter.

Veaucouleurs est gai sous le blanc de ciel.

Partout dans les rues les gens chantent et dansent

J'entends mon nom comme une rengaine.

Jean a eu raison de me coiffer en ange:

j'ai l'impression de voler!


[Het vertrek uit Veaucouleurs

Dinsdag 22 Februari 1429

Als je in vrouwenkleren naar het leger gaat, ben je net een hoer!”

Die ochtend, voor de eerste keer, ben ik als man gekleed. Jean heeft me van kleren voorzien. Ik voel me goed zo. Ik heb zin om te rennen, te bewegen. Het is vreemd, hoe kleding je de bijpassende behoeftes geeft. Jean kwam op me af, een schaar in zijn handen.

En nu je haar!”

Ik had niet aan mijn haar gedacht. En ziedaar, dat ik aarzel, om iets stoms, uit behaagzucht. Ik heb lang zwart haar. Zwart en geweldig, als mijn ogen. Ik vind, dat ze goed bij elkaar passen. Het is heel vreemd wat Jean heeft gedaan. Ik heb nog nooit zo’n kapsel gezien, noch bij een jongen, noch bij een meisje.

Jean, mij goeie Jean, die me de oorlog liet doorkruisen met een engelhoofdje.

Ik voel me als in een droom. Klein hoopje vrouw op een groot paard, dat de stad doorkruist, die ik zo graag wilde verlaten. Veaucouleurs is vrolijk onder de witte hemel. Overal op straat zingen en dansen de mensen. Ik hoor mijn naam als een oud refrein.

Jean heeft gelijk gehad, dat hij me als een engel heeft geknipt: ik heb het gevoel dat ik vlieg!]


IV

Au Chateau Chinon

[Dimanche 6 Mars 1429]

Le roi me parle.

Il parle très doucement.

J'entends à peine ce qu'il me dit.

D'habitude, quand on s'adresse à moi,

je regarde les gens dans les yeux,

et les gens eux aussi me regardent.

Lui non.

Et voilà que mes yeux s'égarent,

qu'ils font le tour du petit roi,

s'écartent dangereusement de lui,

et, comme aimantés,

s'accrochent au corps de cet homme

un peu en retrait des autres,

cet homme très grand,

cet homme qui les attire, les brûle,

leur fait oublier le moment et le lieu,

cet homme, dont ils vont dans un instant

découvrir le visage

cet homme, ils le savent déjà,

duquels ils auront tant de mal à se détacher.

J'ai peur du feu!

“Jehanne!”

La voix m'est tombée desus comme une pierre

je m'imagine serrée tout contre son corps,

qui s'enroulerait autour de moi,

ma carapace!

“Jehanne, je voulais te souhaiter la bienvenue sur mes terres.”


[In Chateau Chinon

Zondag 6 Maart 1429

De koning spreekt tegen me. Hij praat heel zachtjes. Ik hoor haast niet wat hij zegt. Gewoonlijk, als men zich tot mij richt, kijk ik de mensen in hun ogen, en de mensen, zij ook, kijken mij aan. Hij niet.

En vandaar, dat mijn ogen afdwalen, dat ze een rondje om de koning maken, zich gevaarlijk van hem verwijderen en, als gemagnetiseerd, zich vastklampen aan het lichaam van die man, een beetje teruggetrokken achter de anderen, die heel grote man, die man die ze aantrekt, ze brandt, ze tijd en plaats doet vergeten, die man wiens gezicht ze zo gaan ontdekken, die man - ze weten het al - van wie ze zich met zoveel moeite zullen kunnen losmaken.

Ik ben bang voor vuur!

Jehanne!”

De stem valt op me als een steen. Ik stel me voor dat ik me tegen zijn lichaam aandruk en hij zich om me heen rolt. Mijn schild.

Jehanne, ik wilde je welkom heten op mijn land.”]


V

De Chinon à Orléans

[Mardi 5 Avril - Dimanche 8 Mai 1429]

Je suis enfin partie: le roi m'a lachée,

comme on jette aux fauves un gladiateur,

avec dans l'œil une cruelle curiosité.

Je suis heureuse: dans quelques heures

j'aurais rejoint Gilles et ses hommes.


Et tout le long de cette marche vers toi

cette tension, cette émotion sur mon visage

que tous ont prise pour la marque de Dieu.

Comment est-il possible qu'aucun n'ait compris,

que ce n'était que du désir!


J'ai compris ce jour là, qu'un combat n'est jamais perdu d'avance,

qu'il suffit d'un déclic pour inverser l'ordre des choses,

que l'homme a en lui des resources qu'il ne sait pas,

que tout l'art d'un capitaine consiste à déclencher chez ses soldats

cette insoupçonnée fureur de vaincre.

J'ai vite compris mon rôle: tourner au milieu des hommes,

les approcher, qu'ils me sentent près d'eux, parler,

parler toujours, du plus convaincant de ma voix,

qu'ils me sachent là, qu'ils me voient, qu'ils croient en moi.

Alors je galoppe et je crie et comme une mouche entêtée,

je passe et je repasse des dizaines de fois devant Gilles

immobile qui m'observe qui dirige

qui regarde d'un œil inquiet mon manège.

Gilles - je le souhaite si fort que je finirai bien par agacer.


Nous avons passé tant de nuits côte à côte, Gilles,

pourtant, jamais, pas une fois, nous avons dormis

toute une nuit seuls ensemble.

Au lieu de ça, tu m'as expliqué:

"Dieu m'a mis sur ta route pour éprouver ton amour pour lui.

Je ne suis pas fier d'être celui qui te barre la route vers le Seigneur.

Et pourtant si heureux, si douloureusement heureux"


Toutes mes batailles, Gilles, toutes mes batailles je les ai fait pour toi,

pour être près de toi, pour que tu me remarques, pour te faire frémir,

pour que tu m'admires ou pour que je meure, je ne sais plus très bien,

mais toujours pour toi.

Je suis sûre aujourd'hui

que si tu n'aurais pas été auprès de moi,

j'aurais fait demi tour à Orléans,

que tout se serait arrêté là.


[Van Chinon naar Orléans

Dinsdag 5 April - Zondag 8 Mei 1429

Ik ben eindelijk vertrokken! De koning heeft me laten gaan, zoals je een zwaardvechter voor de beesten werpt, met in het oog een wrede nieuwsgierigheid. Ik ben gelukkig. Over een paar uur ben ik weer bij Gilles en zijn manschappen.


En die hele mars lang naar jou, die spanning, die emotie op mijn gezicht, die iedereen aanzag voor het teken Gods. Hoe is het mogelijk, dat niemand heeft begrepen, dat dat alleen maar verlangen was!


Ik heb die dag begrepen, dat een veldslag nooit bij voorbaat verloren is. Dat een knip genoeg is om de zaken om te draaien. Dat de mens bronnen in zich heeft, die hij niet kent. Dat de hele kunst van een kapitien eruit bestaat bij zijn soldaten die onvermoede bezieling om te overwinnen los te maken.

Ik heb mijn rol snel begrepen: tussen de mannen rond draaien, naar ze toe gaan, zodat ze me bij zich voelen, praten, aldoor praten met het meest overtuigende in mijn stem, zodat ze weten dat ik er ben, zodat ze me zien, in me geloven. Dus ik galoppeer en ik schreeuw, en als een hardnekkige vlieg rijd ik tientallen keren langs bij Gilles, die stilstaat en observeert, die leidt en mijn gedoe ongerust bekijkt, Gilles - ik wil hem zo graag - dat ik haast hinderlijk word.


We hebben zoveel nachten zij aan zij doorgebracht, Gilles. Maar toch, nooit, niet één keer hebben we een hele nacht alleen met ons tweeën geslapen. In plaats daarvan heb je me uitgelegd:

God heeft me op je pad gebracht om jouw liefde voor hèm te bewijzen. Ik ben niet trots, dat ik degene ben die je de weg naar God blokkeert. En toch zo gelukkig, zo smartelijk gelukkig.”


Al mijn veldslagen, Gilles, al mijn veldslagen heb ik voor jou gedaan. Om bij jou te zijn, zodat ik je zou opvallen, om je te laten sidderen, zodat je me zou bewonderen, of zodat ik zou sterven - dat weet ik niet meer zo goed - maar altijd voor jou. Ik weet nu zeker, dat als jij niet bij me was geweest ik bij Orléans was omgekeerd, dat alles daar afgelopen zou zijn geweest.]


VI

Le Sacre à la cathédrale de Reims

[Dimanche 7 Juillet 1429]

Dans la cathédrale ils m'ont placée vers l'autel.

Assez en avant pour ne pas froisser le peuple,

mais un peu en retrait du Roi pour ne pas lui voler la gloire...

As-tu senti, Gilles, ton hérésie ce jour-là?

T'as tu rendu compte que tout le long de cette lente remontée à cheval

dans l'allée à la cathédrale tu n'as eu d'yeux que pour moi?

J'aime à croire que tu l'as fait exprès,

que tu as pensé ce jour-là

comme moi

que ce que les hommes et les dieux

étaient venus fêter en la cathédrale de Reims

ce n'était pas le simple sacre d'un roi,

mais plutôt le démesuré amour de toi et de moi.

J'aime à penser que ce jour de Juillet fut le jour de nos noces,

des noces merveilleuses où l'époux eut le privilège divin

de pénétrer dans l'église à cheval.


[De Inzegening in de Kathedraal van Reims

Zondag 7 Juli 1429

In de Kathedraal hebben ze me bij het altaar gezet. Genoeg vooraan om het volk niet te kwetsen, maar een beetje achteraf om de koning zijn glorie niet te ontnemen ...

Heb je, Gilles, die dag je ketterij gevoeld? Heb je gemerkt, dat je die hele lange langzame rit te paard door de kathedraal alleen maar oog voor mij had? Ik vind het heerlijk om te geloven, dat je het met opzet deed, dat je die dag net als ik hebt gedacht, dat wat die mensen en goden die dag kwamen vieren in de kerk niet de gewone zalving van een koning was, maar veeleer die mateloze liefde van jou en mij. Ik vind het heerlijk om te denken, dat die dag in Juli onze trouwdag was, een wonderbaarlijke trouwdag, waarop de bruidegom het heilige voorrecht had om te paard de kerk te mogen betreden.]


VII

La Défaite à Paris

[Mardi 8 Septembre 1429]

Nous allions prendre Paris.

C'est lui qui à tout arrêté.

Il le fait exprès.

Il est le roi, il a tout pouvoir.

Il ne pense plus qu'à ça: me détruire,

m'enlever cette gloire qui m'auréole,

me dénigrer aux yeux du peuple,

me donner à l'ennemi.

Nous avons abandonné Paris.

C'est ma première défaite.

Je me sens si fatiguée,

si prête déjà à accepter la mort,

la mort suicide,

sans savoir alors,

qu'il me faudra l'attendre encore de longs mois,

la mériter.


Ils vont bientôt partir.

Tous.

Gilles avec les autres.

Gilles à la tête des autres.

À quoi me sert de vivre?


Je t'ai aimé, Gilles,

comme peu de femmes ont l'audace d'aimer.

Je t'aurais suivi avec le même aveuglement

dans le bien et dans le mal.


[De Nederlaag in Parijs

Dinsdag 8 September 1429

We gingen Parijs innemen. Hij is het, die alles gestopt heeft. Hij is de koning, hij heeft alle macht. Hij denkt alleen nog maar daaraan: me vernietigen. Me de roem afnemen, die rondom me straalt, me vernederen in de ogen van het volk, me aan de vijand geven. We hebben Parijs verlaten. Het is mijn eerste nederlaag. Ik voel me zo moe ... Zo bereid al om de dood te accepteren, de zelfdoding, zonder te weten, dat ik nog heel lang zou moeten wachten, hem verdienen.


Ze gaan zo weg. allemaal. Gilles met de anderen. Gilles aan het hoofd van de anderen. Waar dient mijn leven nog voor?


Ik heb van je gehouden, Gilles, zoals maar weinig vrouwen de moed hebben om lief te hebben. Ik had je gevolgd met dezelfde blindheid in het goede als in het kwade.]


VIII

Prisionnière

[Mardi 23 Mars 1430 - Lundi 28 Mai 1431)

Prisionnière pour la première fois.

Enfermée, cloîtrée.

Moi, la si remuante.


Cinq mois.

Cinq mois à tergiverser

à essayer de me vendre au plus offrant

à rien me dire

à me regarder comme une bête curieuse

comme une erreur.


Chaque jour les mêmes questions

et parfois des nouvelles

plus incongrues les unes que les autres.


J'ai le corps comme une épave.

Je ne me reconnais plus.

Mes cuisses sont toutes maigres,

sans plus aucune muscle.

Je sens sous mes doigts mon visage qui se creuse,

mais joues qui disparaissent.

Je n'ai plus mes règles.

Je ne suis plus une femme,

juste un fantôme..


Je me suis senti si belle, Gilles,

tout le temps ou tu me regardais

de tes yeux de fou

lumineuse, rayonnante.


Quand on m'a séparée de toi,

peu à peu j'ai perdu cette lumière

qui m'auréolait.

J'ai vu dans les yeux de Jean

mon visage se transformer s'user.

Je crois très fort, que l'amour violent rend beau.

Qu'il a la capacité merveilleuse

de transformer l'apparence d'un être

Je suis persuadée, Gilles,

que si je te croisais au jour d'hui,

si je sentais tes yeux brûlants sur moi

immédiatement je redeviendrais belle.

J'en suis persuadée, Gilles.


Des jours et des jours de procès.

Des questions.

Des semblants de réponses.

“Pourquoi es-tu habillée en homme?”

Avez vous essayé de combattre en jupe?

“C'est le Diable qui te commande de t'habiller ainsi!”

Pas le Diable, la guerre.

“Alors pourquoi ici, en prison, continues-tu à t'habiller ainsi?”

Parce-que vous ne m'avez jamais fourni d'autres vêtements!

“Si nous te donnons des habits de femme, les porterais-tu?”

Oui.


Je suis fatigué.

Je voudrais qu'ils en finissent, qu'ils me laissent en paix.

J'ai tant besoin de calme.


[Gevangene

Dinsdag 23 Maart 1430 - Maandag 28 Mei 1431

Gevangene. Voor de eerste keer opgesloten. Ik, de zo beweeglijke...

Vijf maanden. Vijf maanden geaarzel. Pogingen om me aan de hoogste bieder te verkopen. Me niets zeggen. Me bekijken als een zonderling dier. Als een vergissing.

Iedere dag dezelfde vragen. En soms nieuwe, de ene nog onbetamelijker dan de andere.

Mijn lichaam is een wrak. Ik herken mezelf niet meer. Mijn dijen zijn helemaal mager, zonder nog één spiertje. Ik voel onder mijn vingers, hoe mijn gezicht uitholt, hoe mijn wangen verdwijnen. Mijn stonden blijven uit. Ik ben geen vrouw meer, alleen nog een spook.


Ik heb me zo mooi gevoeld, Gilles, al die tijd dat jij naar me keek met je gekkenogen. Lichtgevend. Stralend.


Toen ze me bij jou hebben weggehaald, heb ik langzamerhand dat licht dat me omstraalde verloren. Ik heb in de ogen van Jean gezien hoe mijn gezicht vervormde, verbruikt raakte.

Ik geloof heel sterk, dat heftige liefde mooi maakt. Dat die de wonderbaarlijke eigenschap heeft om de verschijning van een wezen te veranderen. Ik ben ervan overtuigd, Gilles, dat als ik je vandaag tegenkwam, als ik je ogen op me voelde branden, ik onmiddellijk weer mooi zou worden. Daarvan ben ik overtuigd.


Dagen en dagen procederen. Vragen. De schijn van antwoorden.

Waarom draag je mannenkleren?”

Hebt u wel eens geprobeerd te strijden met een rok aan?

Het is de duivel die je beveelt je zo te kleden!”

Niet de duivel, de oorlog.

Maar waarom ga je dan hier, in de gevangenis, door met je zo te kleden?”

Omdat jullie me nooit andere kleren hebben bezorgd!

Als we je vrouwenkleren zouden geven, zou je die dan dragen?”

Ja


Ik ben moe. Ik wou, dat ze er mee ophielden. Dat ze me met rust lieten. Ik heb zo’n behoefte aan rust.]


IX

La Décision

[Mercredi 30 Mai 1431]

Il ne faut plus trembler

Plus avoir peur

marcher vers eux, mes juges,

droite, fière.

À la limite de l'arrogance.

Surtout ne pas paniquer.

Ne jamais oublier je suis Jehanne.

J'ai remis mes habits d'homme

parce que moi seule ai décidé

qu'il est temps d'arrêter mon histoire.

Moi seule. Pas eux.

Voilà qu'ils découvrent qu'ils ont enfin entre leurs mains

une raison pour me faire mourir

et que cette raison déjà leur fait honte,

leur parait infime misérable

cette si mauvaise raison:

m'être habillée en homme.

Ils m'ont reconduite à ma cellule.

Dans peu de temps je serai morte.

Qu'il est reposant de se laisser finir de vivre.

Il fait si doux pour mon dernier matin.

Je me sens légère. Presqueheureuse.

Peut-être même suis-je belle.


[Ik hoef niet meer te sidderen. Niet meer bang te zijn. Lopen naar hun, mijn rechters, recht, trots. Op de rand van de aanmatiging. Vooral niet in paniek raken.

Nooit vergeten: ik ben Jehanne, ik heb mijn mannenkleren weer aangetrokken, omdat ik alleen heb besloten, dat het tijd is mijn geschiedenis te beëindigen. Ik alleen, niet zij.


Daar ontdekken ze dan, dat ze eindelijk een reden hebben om me te laten sterven; en die reden -reeds - beschaamt hen, komt hen laag voor, armzalig. Die slechte reden: gekleed te zijn als man.


Ze hebben me naar mijn cel teruggebracht.

Nog even en ik zal dood zijn.

Wat is het rustgevend zich het leven te laten beëindigen.


Het weer is zacht op mijn laatste ochtend.

Ik voel me licht. Bijna gelukkig.

Misschien ben ik zelfs wel mooi.]



Weekend-programma Stal Valthermond

(Wijzigingen voorbehouden)


Vrijdag 10 maart 2006.

Zaal open                                        18.30 uur

Aanvang                                           19.00 uur.

Pauze met koffie ca.                        20.30 uur

Einde ca.                                          22.30 uur


Masterclass door Rian de Waal.

Deelnemers (6) leerlingen van de muziekscholen uit Emmen en Stadskanaal.

Toegang gratis, u dient zich wel tevoren aan te melden op 0599 661765


Zaterdag 11 maart 2006.

Zaal open                                         12.45 uur

Aanvang                                        13.00 uur

Einde ca.                                          15.00 uur

Openbare repetitie voor middag/avondprogramma.

Toegang gratis , U dient zich wel tevoren aan te melden op 0599 661765


16.00 uur lezing door Emile Wennekes over de moderne Nederlandse muziek

16.45 einde

Entree € 12,-- , begunstigers € 10,-- voor lezing + concert.


Aanvang Concert                             17.15 uur

Programma:

W.Bosman                                       Cellosonate         

R.v.Klooster                                    De Slaaf

J.Slothouwer                                   Ecce Giovanni

Caroline Ansink                        Ni Dieu ni Diable (Jeanne d’Arc)    



Uitvoerenden:

Marion van den Akker                   mezzo sopraan

Harro Ruijsenaar                            cello

Paul Lemaire                                   slagwerk

Rian de Waal                                   piano


 


Zondag 12 maart 2006.

Zaal open                                        15.30 uur

Aanvang                                         16.00 uur

Entree € 12,-- , begunstigers € 10,--


Programma

C.Dopper                                         3 liederen

V.Reuland                                      Rosetti liederen

T.Loevendie                                    Strides

T.Numan                                          Hoeken en dalen

T.Bruynèl                                         Toccare for soundtrack en piano

T.Loevendie                                    Golliwog and other dances



Uitvoerenden:

Marion van den Akker                    mezzo sopraan

Peter Gaasterland                            fagot

Hans Colbers                                  klarinet

Gertjan Loot                                    trompet

René Eckhardt                                 piano     


Er is een schattig hotelletje aan het einde van de straat voor circa 35 Euro per nacht.



Colofon.

Het bulletin houdt u op de hoogte van het werk van componist Caroline Ansink.


Wilt u dit Bulletin doorsturen naar een vriend(in), kennis of collega? Graag!


Iedereen kan zich op dit Bulletin abonneren door een e-mail te sturen (wij verstrekken uw gegevens niet aan derden) naar info@ansink-composer.com .


Dit  Bulletin mag u in zijn geheel of in gedeeltes overnemen en publiceren. Graag wel vermelding van www.ansink-composer.com


Mocht u geen interesse meer in dit bulletin hebben, stuurt u dan een e-mail naar info@ansink-composer.com of een briefje naar Postbus 3437, 1001 AD Amsterdam met vermelding: stop abonnement.






ShopFactory (TM). Click Here.