Redactie: Simone Ansink, Agna Rudolph, Mariska Paalman en Ben Ansink
Agenda
SUB FINEM (2004) van Caroline Ansink
Abbie de Quant (fluit), Monigue Krüs (sopraan), Elizabeth van Malde (piano)
25 januari 2006 20.15 uur Oosterpoort Groningen.
in het programma Drie dichteressen op muziek.
ORBI DECUS (2004?) van Caroline Ansink
Domstad Jeugdorkest onder leiding van Jussi Jaatinen
12 februari 2006 vanaf 14.30 uur Utrechts Centrum voor de kunsten
in de nieuwe aflevering van Nieuw & Speelbaar.
Orbi Decus (Een Sieraad voor de Stad) voor jeugdorkest werd geschreven op verzoek van Gymnasium Haganum, waar een bijzonder goed schoolorkest al tientallen jaren onder de uitdagende leiding staat van Joe Raphael (docent Engels). Wegens het lustrum werd mij om een speciale, feestelijke compositie gevraagd. Ik ben naar de kinderen toegegaan en heb ze van alles gevraagd over muziekmaken, wat ze leuk vinden en wat helemaal niet, wat ze moeilijk vinden en wat juist plezierig om te doen. Veel kinderen bleken van romantische muziek te houden, veel ook van filmmuziek, nogal wat van leuke ritmes en IEDEREEN van mooie melodieën. En niemand houdt van saaie lange tonen natuurlijk. Met die informatie was het stuk al bijna geschreven! Het eerbiedwaardige gebouw, waarin het gymnasium gevestigd is, vroeg om een statige muziek. De verschillende melodieën, geïnspireerd op de verschillende kleuren van het orkest, werden verdeeld over de instrumentgroepen. Maar niet alleen het sierlijke pand aan één der statige Haagse lanen gaf het stuk de titel: vanaf de binnenwanden langs de trappen spreken verschillende Latijnse teksten de leerlingen toe. Eén daarvan drukt de lezer op het hart dankzij de kennis, die op het Gymnasium vergaard wordt, op te groeien tot Orbi Decus. De melodieën werden zo gecombineerd, dat de ene melodie de begeleiding van de volgende werd. Daardoor hoeft niemand lange tonen te spelen. Al die statigheid ontlokt hier en daar wel wat rebellie aan een trompet of klarinet, en de melodieën moeten zich soms wel een beetje in bochten wringen om bij de andere te passen, maar dat levert juist variatie op.
Sub Finem : aan het einde, wegens het einde, tegen het einde, maar ook: op de grens.
Het merendeel van de teksten, geselecteerd voor deze cyclus, schreef Vasalis, toen ze wist, dat ze niet lang meer te leven had. In veel van de gedichten staat de tijd stil, wat niet zo verwonderlijk is, met zicht op de eeuwigheid. Maar ook in haar vroegere werk speelt de tijd soms een bijzondere rol. Daarvan werden ook enige voorbeelden gekozen, mede omdat daardoor de ontwikkelingen van zowel de dichter als de mens Vasalis meer gestalte krijgen.
De centrale rol van de fluit is meer dan logisch: Abbie de Quant nam het initiatief voor dit project, en bovendien is de fluit in Oosterse culturen het medium bij uitstek om te communiceren met het hiernamaals.
Het stuk is opgedragen aan Marten Toonder, met wie ik veel over de poëzie van Vasalis sprak, en omdat zijn visie op de dimensie tijd mij telkens weer in hoge mate boeit. Het kan geen toeval zijn, dat de première precies op zijn verjaardag plaats zou hebben.
Tekst Sub Finem
1.
De winter en mijn lief zijn heen.
Er zit een merel op het dak,
zijn keel beweegt, zijn snavel beeft
alsof hij in zichzelve sprak.
Hij luistert; uit een verre boom
klinkt als het ketsen van twee stenen
een vonkenregen van verlangen
zo luid, zo helder en zo bang.
De merel stort zich met een kreet
vol wildheid in de voorjaarsvlagen.
Ik kan het bijna niet verdragen:
mijn voorjaar en mijn lief zijn heen.
2.
Diep van mijzelf en van mijn zang vervreemd
hoor ik in twijfel niets dan toon na toon,
ontken de wijs, de oude, diep beminde melodie,
ontken ik al wat naar verbinding zweemt,
ontdek ik in de grootste eenheid hoon.
Afzonderlijk, vervreemd, is alles wat ik zie.
Eén boom bespiedde ik, haast de gansche dag,
het regende gestaag en blad na blad
neeg naar beneden als een druppel woog
en drupte en rees zacht omhoog...
Zoo regende het van blad op blad,
zoo regende het de gansche dag.
Het regent en ik neig en rijs
met kleine wanhoop in het grijs
gemoed. Ik ben zoo ziek...
Waar bleef de hemelsche muziek,
de eenheid in het aardsche zingen.
Ik hoor alleen, dat alles lijdt,
ziek van de veelheid van de dingen,
van hun volstrekte eenzaamheid.
3.
Steen
Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos wordt als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.
4.
Ouderdom
Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van 't nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel.
5.
De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een geel vlindertje voorbij.
Heer, had het hierbij maar gelaten.
6.
Nachtelijke ontmoeting
Uit de sneeuwwitte weide verrijst onverhoeds
een paard. Hoe het staat, wat het doet
vindt plaats. Nu. Voorgoed.
Adem licht, deze teug, dit paard, deze wei
gaan voorbij, maar zijn, deze nacht, deze pijn
een keer samen met mij. Nu. Voorgoed.
7.
De wielewaal werpt keer op keer
gepolitoerde lasso's uit.
Zo glad, zo helder en zo luid
hij fluit zoals een jongen fluit
en ik kijk op, daar gaat hij weer!
Het lijkt wel of ik nog zo pas
een vangbaar meisje was.
8.
Ieder moment al een herinnering
een ander ding
nog vers als vis bewegelijk
maar op de grote hoop geworpen
zieltogend in het flonkerende net
van het bestaan, dat stromende zich rept.
9.
Het enige dat oud lijkt is dit ogenblik
want het verleden -ik- is jonger, jong.
De toekomst die mij niet meer toekomt
is wonderbaarlijk vers en licht
en straalt en dampt van jeugd. Als in de zomer-
ochtend vroeg de zee.
10.
De tijd, het stromende getij
gaat nu zo snel en het verval
zo steil, alles werd weggespoeld.
Kom nu forellen, mijn herinneringen
spring met de verse krachten
en met de eerste wilde geuren
tegen de stroom.
11.
Slaapliedje
Iedere dag omhooggeklauwd langs steen
de blauwe avond is er, maar het einde niet.
De rand van de vulkaan is dichterbij gekomen
geen vegetatie meer, geen vogel en geen lied.
En ongezegend ben ik weer, en weer alleen
en zeer bevreesd voor onherroepelijke dromen.
12.
Vroeger vogels bij het raam,
nu vliederdunne vlinders
zonder gerucht en van materie haast ontdaan.
Het is wel tijd, wel tijd om weg te gaan.
13.
Ochtend
Zo kalm als op een vlot van helderheid
en rust, gelegen op mijn rug
dreef ik de ochtend in, het ochtendlicht,
land, lucht en water waren één en zonder dat
er van hun eigenheid maar iets verloren ging.
14.
Sub Finem
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
Colofon.
Het bulletin houdt u op de hoogte van het werk van componist Caroline Ansink.
Wilt u dit Bulletin doorsturen naar een vriend(in), kennis of collega? Graag!
Iedereen kan zich op dit Bulletin Gratis! abonneren door een e-mail te sturen (wij verstrekken uw gegevens niet aan derden) naar info@ansink-composer.com .
Dit Bulletin mag u in zijn geheel of in gedeeltes overnemen en publiceren. Graag wel vermelding van www.ansink-composer.com
Mocht u geen interesse meer in dit bulletin hebben, stuurt u dan een e-mail naar info@ansink-composer.com of een briefje naar Postbus 3437, 1001 AD Amsterdam met vermelding: stop abonnement.